Het Blaise Pascal College in het Noordhollands dagblad

Onderwijs zonder gebouw is een goede noodoplossing maar op lange duur geen aanrader.

Rob Swart17/04/2020 om 19:45ZAANDAM

Onno den Otter mist zijn leerlingen en collega’s. Tegelijk ziet hij dat het onderwijs op afstand een enorme en ontwikkeling beleeft en waarschijnlijk nooit meer helemaal verdwijnt. Maar school zonder gebouw, dat is geen aanrader.

De leerlingen loggen ’s morgens in. Vaak al ver voor de afgesproken tijd. Haren door de war en soms net wakker. Den Otter: „Die eerste vijf minuten zijn fantastisch. Ze kletsen vrijuit en hebben het vaak niet in de gaten dat ik inlog. Het is heerlijk om te horen. Totdat er ineens iemand roept ’meneer is er ook’. Dan valt het ineens stil. Maar ik hoor hoe erg ze elkaar missen.”

„De online lessen waren eerst wel wennen”, zegt Jiaxin Zwerver, leerling in het eerste jaar van het Blaise Pascal College. „Normaal kom je natuurlijk je vrienden en vriendinnen elke dag tegen op school. Zelfs dat was wennen, want normaal in klas zitten mensen nog met elkaar te praten en nu moet alles digitaal. Dus het werd wel saaier. Ook hebben we meteen meer huiswerk gekregen en voor bijna al dat huiswerk krijgen we dan een cijfer.”

„Dat was meer het negatieve, nu naar het leuke deel! We zijn snel gewend geraakt aan het online les en elkaar niet zien. Met mijn klas hebben we een groepsapp en die is nu dan veel meer actief deze tijd. Dat is wel fijn want dan heb je ook meer contact. Tijdens de les kan je soms ook mensen helpen die je normaal niet zou kunnen helpen. Het extra huiswerk is eigenlijk wel handig, want je hebt nu veel meer tijd. Mijn cijfers gaan deze tijd ook wel omhoog. Het is makkelijker om hoger te scoren.”

Lesmethode

Voor Den Otters vak Nederlands zou het Pascal College gefaseerd overstappen op een lesmethode waarbij de docent van elke afzonderlijke leerling precies kan zien wat hij of zij kan of wat moeilijk gaat. Nu is die methode in snel tempo voor drie leerjaren geïntroduceerd. Het geeft Den Otter de mogelijkheid om met leerlingen even apart te gaan zitten en extra instructie te geven zonder dat anderen daar op moeten wachten. Lesgeven wordt precisiewerk en is helemaal afgestemd op elke individuele leerling.

Apart zitten moet je dan zo letterlijk nemen als maar kan. Iedereen zit thuis en de ontmoetingsplek is het platform Teams van Microsoft. Daarop begint de klas ’s morgens gezamenlijk en daarna gaat iedereen zelfstandig aan het werk. Onno is er van overtuigd dat de leerlingen aan het eind van het schooljaar – als ze volhouden wat ze nu doen – even ver zijn als zonder coronacrisis.

„Ik heb ook een toets gegeven. Dat is nu meer een zaak van vertrouwen geworden. Ik weet namelijk niet honderd procent zeker of die leerling zijn toets zelf maakt. En als er een spiekbriefje aan te pas komt, dan is dat maar zo.’’

Zekerheid

Wiskundedocent Wesley Koopman bouwt meer zekerheid in zijn toetsen. „Je wordt in deze situatie gedwongen op andere manieren over toetsen na te denken. Daar word je best creatief van. Ik ging uit van een paar leervragen een daar maakte ik opdrachten bij. Dat werkt niet meer. Die antwoorden kunnen ze opzoeken of in een whatsappgroep meteen delen met klasgenoten. Daar test je niks mee. Ik maak nu twee soorten toetsen. Grote opdrachten in verschillende versies die ze helemaal moeten uitwerken. Dat is moeilijk uitwisselbaar omdat ze alle berekeningen moeten opschrijven. En daarnaast tijdsgebonden opdrachten, ook weer met verschillende versies, die bijvoorbeeld na een kwartier worden ingeleverd. Als de cijfers die ze in deze periode krijgen heel erg afwijken van de cijfers die er al staan, kun je daar ook conclusies aan verbinden.”

De hele dag vragen

Wesley Koopman is ook de hele dag bezig met vragen van individuele leerlingen. In zijn lessen is hij van vier keer drie kwartier teruggegaan naar twee keer een half uur. De rest van de tijd vult hij in met een op een contact. Hij verwacht dat zijn leerlingen weinig tot geen achterstand oplopen. „Twintig jaar geleden was dit een heel ander probleem geweest. Er kan nu heel veel. De techniek is goed alternatief maar geen vervanging. Als docent mis je heel veel informatie. Ik heb geen beeld bij de leerlingen als persoon, ik zie alleen wat zij kunnen en wat zij niet kunnen. Ik mis het menselijk contact, ik zie niet hoe een leerling erbij zit, of hij wel echt wakker is. Leerlingen die willen wegduiken en die niet meedoen hebben daar meer gelegenheid omdat ik niet meer alles zie wat ik in een les meteen zie.”

„We hebben nu van de meeste vakken maar één contactmoment per week”, zegt Xander Pronk uit klas 3. „Er zijn wel vakken die lastiger zijn waar we twee contactmomenten per week hebben. Doordat we minder les hebben we nu wel meer huiswerk. We krijgen meer grotere opdrachten die we moeten maken. Ik vind het fijn dat we wat minder les hebben omdat je je nu meer kan focussen op de stof die ik lastig vind. En het valt ook minder op als je tijden de lessen die je minder interessant vind wat afdwaalt. Het fijne aan de online lessen is dat je geconcentreerder kan zijn omdat je minder ruis van de klas hebt als iedereen de microfoon heeft uit staan.”

Gymleraar

Voor Danny Wals is het lesgeven op het eerste gezicht nog lastiger. Een theorieles digitaal geven is tot daar aan toe. Maar hoe doet een gymleraar dat? „We werden er nogal door overvallen dat de scholen dicht moesten. In de eerste week waren we er vooral op gericht de leerlingen in beweging te zetten. Dus we bedachten opdrachten en probeerden daar een funfactor bij. Iedereen moest een formulier invullen over de opdrachten en daar een selfie bij doen. We maakten er ook filmpjes bij waarin we opdrachten voordeden. In de tweede week werd anderhalve meter afstand de regel. Toen hebben we loopopdrachten gegeven. En wie niet naar buiten wilde mocht traplopen.”

„Nu proberen we zo goed mogelijk te doen waar het bij bewegingsonderwijs om gaat, dat is vaardigheden leren en niet alleen afmatten. Leerlingen leggen nu in groepjes, maar wel apart, een afstand af. Dat mag met wandelen, hardlopen, of welke manier je ook maar bedenkt, waarbij je dan op de fiets iets meer kilometers moest doen dan lopend. Een leerling heeft het in een kano gedaan. Maar we doen ook heel andere opdrachten, zo lang mogelijk doen over vijf meter fietsen, of een bal hoog houden met en hockeystick. En overal maken de leerlingen filmpjes van waarmee ze elkaar uitdagen.”

Een van de grote ontdekkingen voor Onno is dat hij nu goed contact heeft elke leerlingen, zelfs met die ene jongen waarmee dat in de normale situatie niet goed lukte. „Het contact met alle leerlingen is korter maar veel intensiever. En ik moet erbij zeggen, het gaat de hele dag door, tot ’s avonds laat soms. Krijg ik ineens een berichtje met de vraag of een bepaald boek geschikt is voor de leeslijst. Als een leerling daar dan nog mee bezig is, geef ik ook antwoord. Mijn moeder vroeg laatst of ik mijn uren nog wel maak. Het is juist veel meer geworden. Maar zo leuk. Ik zie ook hoe hard leerlingen werken.”